De Nederlandse Christenstudenten vereniging is opgericht in 1896. Haar installatie is gestimuleerd door het bestaan van christen-studentenverenigingen in het buitenland en de daaruit voortkomende oprichting van de World Christian Federation van studenten in 1895.

De NCSV had plaatselijke afdelingen waar vooral bijbellezingen en gebedssamenkoms­ten werden gehouden. In de zomer werden studentenconferenties gehouden van een sterk piëtis­tisch karakter. In 1899 begon de vereniging met het organiseren van kampen voor scholie­ren van H.B.S. en gymnasia.

In de periode 1896-1915 groeide de NCSV uit van een piëtistisch getint groepje studen­ten, waarin de vroomheidsbeweging centraal stond, tot een gevestigde en in de studentenwe­reld alom bekende vereniging, waarin theologische, maatschappelijke, politieke en sociale vragen aan de orde werden gesteld.

De jaren 1915-1928, de periode waarin de voor deze scriptie relevante Rutgers naar voren komt, vormen de periode van groei en uitbreiding. Er was geen gebied binnen de NCSV waar de arbeid niet verdubbeld of verdriedubbeld werd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bood de NCSV hulp aan de krijgsgevangen van beide zijden, terwijl het bureau als intermediair fungeerde tussen de oorlogvoerende landen.

Vanaf 1916 werden sociale conferenties gehouden en er werd een sociale studiesecreta­ris aangesteld. Tevens kwam er meer aandacht voor de kerk; voor veel leden was de NCSV a.h.w. plaatsvervanger voor de kerk, terwijl anderen juist vonden dat de NCSV meer naar de kerk moest toewerken.


Van het begin af aan onderhield de NCSV contacten met de, in 1915 opgerichte, Vrijzinni­ge Christelijke Studenten Bond (VCSB) en spoedig werd gesproken over samenwerking. H. Kraemer, die veel invloed uitoefende binnen de NCSV, betreurde de oprichting van de VCSB zeer; het bestaan van de VCSB noemde hij een aanklacht tegen de NCSV. De neiging om iemands godsdienstig leven te toetsen aan bepaalde formuleringen, vond hij een van de grootste belemmeringen voor de NCSV. Daarom wilde hij de basis verbreden en verruimen en dat gelukte na lange en heftige discussies: in 1918 werd de zgn. 'basis' vervangen door een doelstelling. Naar aanleiding van deze verandering, kwamen er echter bezwaren tegen de NCSV van de zijde der Gereformeerde Kerken, die in 1920 het lidmaatschap van de NCSV ontriedden.

In de periode 1928-1942 werden de lijnen uit de voorgaande periode doorgetrokken: meer aandacht voor politieke en sociale vragen en toenemende belangstelling voor kerk en oecumene.

In januari 1942 werd besloten de NCSV op te heffen; na de datum van het tekenen van de loyaliteitsverklaring en het daarop volgende uiteenvallen van de studentenwereld, hield het werk praktisch op.

In juni 1945 werd de NCSV heropgericht. De studentenkampen konden weer jaarlijks gehouden worden en het jeugdwerk voor jonge volwassenen maakte een grote groei door. Vanaf het midden van de jaren vijftig kwamen sociaal-politieke vragen meer in de belang-stelling. Er werden studieweken aan gewijd en de vereniging begon met het uitgeven van studiemappen, waaronder een over China uit 1967. [1])

Ondermeer op aandringen van de NCSV werden vanaf 1946 in alle universiteitssteden studentenpredikanten benoemd, waaronder J.M.van Minnen te Utrecht vanaf 1952 tot 1978. Binnen de vereni-ging kwam de vraag op of zij niet, plaatsvervangend voor de kerk werkend, moest verdwijnen nu de kerken ontwaakten. Deze vraag werd door de NCSV ontkennend beantwoord, al begreep zij wel dat een deel van haar werk door de studentenpredikanten overgenomen zou worden. Na 1960 was de NCSV in verschillende steden betrokken bij de initiatieven tot het vormen van oecumenische studentengemeenten.


Na 1967 kwam de aandacht voor politieke zaken centraal te staan, waarin de NCSV dezelfde ontwikkeling en radicalisering doormaakte als de in die tijd opkomende radicale "studentenbeweging". Er werd meegedaan aan de acties tegen het Amerikaanse optreden in Vietnam en in de afdelingen richtte de aandacht zich op scholing in het marxisme. De leiding nam een uitgesproken linkse positie in en men was overtuigd van de bruikbaarheid en de noodzaak van de marxistische methode. Het ledental daalde gestaag. In 1973 werd geconcludeerd dat de verenigingsstructuur niet meer functioneerde en dat alles gericht moest worden op een projectstructuur. Er kwamen drie projecten: het Oost-Europa project, dat was voortgekomen uit de contacten die de NCSV vanaf 1954 met Oostduitse studenten onderhield; het Kritische Kerk (KRIK) project, dat in 1970 op de algemene kerkvergadering van de Hervormde kerk was ontstaan. Het beoogde een serieuze studie van de bijbelse theologie, het verwerken en uitbouwen van de marxistische kritiek op de religie, meewerken aan anti-imperialistische acties en een socialistische opstelling. Uit dit project ontstond in 1973 de beweging Christenen voor het socialisme. En het derde project betrof het jeugdwerk, dat meer op het studentenwerk moest aansluiten, wat tot gevolg had dat de politiek ook in de kampen haar intrede deed. Na 1971 daalde het aantal kampdeelnemers gestaag.

 

In 1972 hield de NCSV op 28, 29 en 30 januari een China congres in de Oudemanhuispoort te Amsterdam. Sprekers waren o.a.

E. Zürcher; J.G. Waardenburg; W.F. Wertheim. Het januari nummer van 1972 van hun blad "Motief" was geheel gewijd aan dit congres.

In 1967 was van 17 tot 19 februari reeds eerder een dergelijke congres (federatiedagen) georganiseerd door de Christen Studenten Associatie te Amsterdam. De inleiders waren toen: J.D. Thijs, W.Brand, Kwee Swan-Liat, A.J. Rasker en Bruce Douglass. [2])

In 1978 was in de NCSV het afdelingsleven weer enigszins van de grond gekomen, zij het dat het een korte opleving was. De projectstructuur werd afgeschaft en in de afdelingen concentreerde men zich op de "zwaartepunten" anti-militarisme en samenlevingsvormen. In 1980 bestonden er nog slechts drie afdelingen met ongeveer 50 à 60 deelnemers. Het kampwerk was na het geheel wegvallen van het studentenwerk de belangrijkste peiler geworden. In 1985 werden de laatste kampen gehouden met ± 300 deelnemers. Op 7 september van dat jaar kwam een algemene ledenvergadering bijeen, waar 55 leden aanwezig waren. Besloten werd de vereniging op te heffen, omdat het niet meer lukte mankracht te vinden voor de kampen, commissies en andere activiteiten èn er vrijwel geen gemeenschappelijke noemer was waarop de NCSV verder kon gaan. [3])



     [1]       De studiemap bevat twee artikelen van E. Zürcher en verder een van B. Landheer; P. van Tongeren; J.G. Waardenburg en J. Verkuyl plus een literatuurlijst.

     [2]       Berichten (Uitgave van de CSA), januari 1967, 5e jaargang, nummer 3.

     [3]       Korte schets van de NCSV, ontleend aan het onderzoeksoverzicht van A.J. van de Berg, die per 1-10-1986 door het IIMO aangesteld is als projectmedewerker bij het in juni 1986 opgezette studieproject "Geschiedschrijving van de NCSV”.

 

     [4]       J.J. Buskes, Mensen die je niet vergeet, p. 66vv. Eerder verschenen in Wending 1965/66, p.746vv.

     [5]       p.70, Mensen die je niet vergeet.