Hendrik Zwaantinus Kloekers werd geboren op 7 april 1828 te Veenhuizen uit het huwelijk van Jan Hendrik Kloekers, chef van een der gestichten aldaar, en Marchien Bouman.

De geestelijke invloed van deze laatste droeg er zeker toe bij dat hij al in zijn jeugd­ begeer­de zendeling te worden. Na haar overlijden verhuisde zijn vader naar Assen en werd hij zelf door een oom, die boer was, meegenomen naar Coevorden.

Onder invloed van de prediking in de gemeente der Afgescheidenen werd hij beslist voor Chris­tus gewonnen, waarop de overtuiging bij hem versterkt werd dat hij tot de heidenen moest gaan.

Met Mr. J.J.L. van der Brugghen in aanraking gekomen, volgde hij diens raad op om zich voor het onderwijs te laten opleiden aan den Klokkenberg te Nijmegen; maar om vrij te blijven, openbaarde hij hem tevens zijn oorspronkelijk plan om zendeling te worden. Als kweke­ling aan de Normaalschool leerde hij O.G. Heldring van Hemmen kennen, die blijkens een brief dd. 13 Nov. 1847 aan Mr.G. Groen van Prinsterer, grote verwachtingen van hem koesterde en hem in contact bracht met Groen en met Nic. Beets van Heemstede. In 1846 zond Heldring, die in die tijd vol plannen was, hem als geleider van een aantal huisgezinnen naar de Anna Paulownapolder, waar zij zich als kolonisten zouden vestigen. Van een plan om hem als Christelijk boekhandelaar naar Java te zen-den, kwam niets. Beets zag er geen heil in.

Toen de Chinazendeling ds. K. Gützlaff in 1850 de voornaam-ste steden van Nederland bezocht en als gevolg daarvan een Chinacomité werd opgericht, meldde ook Kloekers zich aan om uitgezonden te worden; uit 20 sollicitanten werd hij gekozen en in het Zendingshuis van het Ned. Zendelinggenootschap als kwekeling opgenomen. Hier wijzigden zich door eigen Schriftonder­zoek zijn gevoelens omtrent de doop; toen hij in 1854 naar China vertrok, ging hij met de overtuiging dat de kinderdoop niet overeenkomstig de Schrift was. Na zijn aankomst te Shanghai arbeidde hij gedurende enkele jaren onder de Chinezen, niet zonder vrucht. Onder invloed van Engelse Baptisten werd zijn overtuiging in zake de doop nog versterkt en in 1858 onderging hij "de doop der gelovigen". Daarop liet het China-comité hem los en ontbond zich.

Vervolgens reisde hij naar Engeland, stelde er zich in dienst van de Baptist Missionary Society en werd in 1859 door dit genootschap opnieuw afgevaar­digd naar China. Verschil van gevoelen over de Avondmaalsviering (open of gesloten Communie) leidde echter tot verwikkelin­gen met zijn collega-zendelingen, die evenmin als het comité het met hem eens waren en tegenover hem vasthielden aan de open communie. Dit had tot gevolg dat hij in 1865 zijn ontslag kreeg.

Na zijn terugkeer in het vaderland, waar hij zich voorlopig ophield te Hemmen, was hij aanvankelijk nog niet op de hoogte van het Nederlands Baptisme. Hij zocht daarop kennisma­king met de kleine Baptistengemeenten te Amsterdam en ook te Breda. Door H.G. Tekelen­burg, invloedrijk Baptist te Amsterdam, werd zijn aandacht gevestigd op de Baptisten in de Groningse veenkoloniën. Dit bracht hem ertoe in nov. 1866 een bezoek te brengen aan Stadskanaal en aan Groningen. Zijn prediking daar maakte geweldige indruk; zij berokkende hemzelf tegenkanting en smaad, maar ook achting en eerbied. De 28e nov. nodig­de de gemeen­te te Stadskanaal hem uit zich voor haar beschikbaar te stellen. Hij nam het be­roep aan op voorwaar­de, dat men een kerk met doop­vont zou bouwen en een aantal artikelen van orde zou aannemen. De 13e jan. 1867 ver­bond hij zich aan genoemde gemeente (1 Cor 2:2) ten huize van de oud-onderwijzer Harden­berg. Op de 7e juli 1867 kon de Baptistenkerk te Stadskanaal, de eerste in Nederland, in gebruik worden genomen, waarbij hij sprak over Neh.2:19,2­0.


Ten gevolge van zijn tweede huwelijk verhuisde Kloekers in 1870 naar Nieuwe Pekela, maar tot 26 september 1875 bleef hij ook nog de gemeente te Stadskanaal dienen. Daarop werd onder zijn leiding ook te Nieuwe Pekela een gemeente gesticht, die de 9e sept. 1877 een nieuwe kerk rijk werd. In 1884 rezen er geschillen in verband met zijn op gewichtige punten veranderde inzichten. Op 25 juni 1884 te Nieuwe Pekela in de vergadering der Unie van gemeenten van gedoop­te Christenen in Nederland (in 1881 met zijn medewerking gesticht) stelde hij zijn mandaat als president onder groot tumult in handen der aanwezigen; maar bij stemming sprak men zich uit dat hij zou aanblijven. Hij echter achtte samenwerking niet meer mogelijk en bedankte in de algemene vergadering te Stadskanaal de 24e juni 1885 als voorzitter en trad met een deel der gemeente uit de Unie. Van zijn gevoelens gaf hij nader rekenschap in zijn geschrift over Chris­tus' plaatsvervangend lijden naar leer en Schriften. Hierin stelde hij de kerkleer voor als z.i. gevaarlijk en bedrieglijk, omdat de Schriftleer volgens hem geen onweerstaanbare roeping ken­de, noch plaatsvervangend sterven, evenmin voor enkelen als voor allen, noch geestelijke on­macht, noch enige verkiezing.

Kloekers overleed te Nieuwe Pekela op 10 okt.1893. Hij was iemand van ijzersterk gestel, dat hem tot veel arbeid in staat stelde. Vlot in het spreken en in de omgang, krachtig in het getui­gen, beginselvast in het stuk van Doop en Avondmaal, wist hij invloed uit te oefenen. Ondanks zijn afwijkende gevoelens, die in de kring der Baptisten zoveel beroering verwekten, was hij een ernstig Schriftonderzoeker. Onder de figuren, die de vestiging van het Baptisme hier te lande bevorderd hebben, bekleedt hij een voorname plaats.

Hij was eerst gehuwd met Annichje Louman, die zeer kort na beider aankomst te Shang­hai overleed; en later huwde hij op 23 sept. 1870 met Karsina Hovingh Wichers, weduwe van de eerste Baptistische leraar in Nederland, dr. Johannes Elias Feisser.