Johannes A. Otte
Johannes A. Otte

John Abraham Otte is geboren in 1861 en overleden op 15 april 1910.


Dr. Otte's vader behoorde tot den kleine burgerstand en had een bakkerij in Ierseke op Zuid-Beveland. Hier stierf zijn eerste vrouw en hier vond hij ruim een jaar na haar dood een tweede moeder voor zijn kinderen in een uitnemende christin, een van die merkwaardige vrouwen, aan wie God de genade schenkt arbeiders in zijn wijngaard te vormen. Zij behoorde tot de ijverigs­te volgelingen van de bekende predikant H.J. Buddingh, de stichter van de Vrije Evangelische "moedergemeente" te Goes en zij noch haar man achtten de grote afstand een bezwaar om deze elke zondag te gaan horen. Onder zijn prediking kwam zij tot de volle zekerheid van haar persoonlijke verlossing in Christus en in die stille uren wijdde zij het kind, op welks komst zij hoopte, de Heere toe. Dat kind was haar enige. Intussen was het echtpaar naar Vlissingen ver­huisd. De eigenaardigheid van de volgelingen van Buddingh om aan min of meer onbeduidende dingen soms de betekenis van een openbaring te geven leidde vader Otte op een dwaalspoor. Hij meende duidelijk een aanwijzing te hebben dat God hem naar Vlissingen riep. Hij nam daar een bakkerij over, die achteraf geen bestaan bleek op te leveren en die hij ten slotte verplicht was te verkopen, wilde hij niet geheel te gronde gaan. Er bleef, na aftrek der schulden nog juist genoeg geld over om met vrouw en kinderen naar Amerika te verhuizen. Daar toch waren reeds vele van hun vrienden gevestigd en de goede berichten vandaar deden hen besluiten land en volk te verlaten om ginds een nieuw leven te beginnen. Nauwelijks drie jaar oud toen hij Holland verliet, vergat de jonge Otte zijn geboortegrond niet, dank zij de ouders, die de liefde er voor levend hielden. Menigmaal droomde hij er van als kind en toen de Heer Van 't Linde­hout hem later in het vaderland terugbracht, bezochten zij samen de oude bakkerij in Vlissing­en en in de kamer, waar hij het levenslicht aanschouwde, dankten zij met ontroering God voor zijn merkwaardige leidingen. Velen daarginds herinnerden zich nog bakker Otte en in Ierseke woonden nog zijn familiebetrekkingen.

De reis naar Amerika was stormachtig en de tocht van New York naar Grand Rapids viel niet mee. De goede Zeeuwen meenden dat de VS niet veel groter waren dan Nederland maar pas na drie dagen en vier nachten reizen bereikten zij hun toekomstige woonplaats. Oude beken­den uit Goes vingen hen op en bezorgden hen

tijdelijk onderdak. Daar ieder zijn eigen brood bakte en hij niet als bakker fortuin kon maken, kreeg hij werk bij de aanleg van een weg, waarmee hij zes dollar per week verdiende. Moeder Otte leverde naaiwerk aan een confectiewinkel wat wekelijks zeven dollar opbracht. In de win­ter ging hij bij een kleermaker in de leer waar hij zeer goed werk leverde. In die tijd bloeiden de colleges van de merkwaardige A.C. van Raalte in de stad Holland en van alle zijden stroomden jongelui toe om van zijn uitnemend onderwijs te genieten. Ook Otte werd hierheen gezonden en gehuisvest bij een oude calvinist, broeder Kruidenier. Hij en zijn vrouw oefenden mede een gezegende invloed uit op het geestelijke leven van de jonge student. Onder de leraren bevond zich ook een Hollander, dr. Van Doesburgh, die mede het zijne deed om de gehechtheid aan de oude geboortegrond levendig te houden bij de jonge Otte door zijn eigen warme vaderlandslief­de en zijn onderwijs in de Nederlandse taal. De directeur van de inrichting was dr. Phelps en het is met diens dochter dat dr. Otte later in het huwelijk trad.

De begeerte om in de medicijnen te studeren noodzaakte hem de stad Holland te verla­ten. Hier toch werden alleen predikanten opgeleid. Hij vertrok nu naar Ann Arbor, een der grootste universiteiten van Amerika, waar destijds 1700 mannelijke en 600 vrou-welijke studen­ten opgeleid werden. Omstreeks die tijd ontstond een grote, geestelijke opwekking onder de studenten en Otte was er de ziel van. De begeerte zich aan het zendingswerk te wij­den, werd krachtig onder hen en toen dan ook de vraag kwam van de synode der Nederlands Gereformeerde Kerken, wie zich als zendeling wou geven aan China of Japan, beloofden 123 jongeren, onder wie ook Otte, te midden van een grote schare plechtig voor God, dat zij hun leven wensten te wijden aan de verkondiging van het evangelie onder de heidenen.


In de vakanties oefende Otte zich in het timmeren en bouwkundig tekenen, en hoe kwam hem dat later van pas, toen hij in China beurtelings architect, timmerman en metselaar moest wezen bij de bouw van de hospitalen. Hem werd zelfs opgedragen ontwerpen te maken voor de bouw van verschillende huizen in Grand Rapids. Na vier jaar studie deed hij een glansrijk examen en bood zich terstond aan om als zendeling-arts te worden uitgezonden. Het bestuur van de Nederlands Gereformeerde kerken, in New York gevestigd, nodigde hem uit persoon­lijk kennis te komen maken en juist toen hij daar was, stak de Heer Van 't Lindenhout met zijn zoon naar Amerika over. De oude Otte had nl. steeds een levendige correspondentie met zijn vrienden in Goes onderhouden. Deze hielden hem van alles op de hoogte, zonden hem allerlei bladen, o.a. "Het Oosten" en weldra koesterde hij grote belangstelling in de arbeid onder de wezen. Hij werd correspondent voor Neerbosch, wierf meer dan 30 abonnees op "Het Oosten" en zorgde voor het overmaken van geld en gaven. De heer Van 't Lindenhout besloot in die tijd ten behoeve van oud-wezen en op aandrang van vele vrienden aan de overzijde met zijn zoon een bezoek aan Amerika te brengen. Het samentreffen met dr. Otte's verblijf in New York bezorg­de hem de uitnemendste gids en metgezel die men zich wensen kan. Reeds vóór het schip landde, begroette hem dr. Otte, regelde zijn reis en zijn openbare mededelingen en tussen die beiden ontstond een innige vriendschap, een verhouding als van vader en zoon. Duizenden Hollanders leerden beiden kennen, zowel in Grand Rapids als in de verder gelegen Hollandse nederzettingen. Ten slotte keerden zij samen naar de ouders van dr. Otte terug. Daar was juist bericht ontvangen dat het bestuur van de zending der Gereformeerde kerken besloten had dr. John Otte als zendeling-arts naar China te zenden. Het was een verhoring van jarenlang gebed, een antwoord voor de moeder op haar eens gebracht offer.

Nu ging de reis weer oostwaarts terug naar New York vanwaar de heer Van 't Linden­hout en zijn zoon naar het vaderland terug zouden keren. De uitzending van dr. Otte werd vertraagd en dit gaf aanleiding tot een verzoek aan het bestuur van het zendingswerk der Nederlandse Gereformeerde Kerken om hem toe te staan mee naar Holland te trekken. De vergunning werd verleend en na drie maanden kwam hij op de weesinrichting aan. Dhr. W. Hovy te Amsterdam was een der eersten die kennis wilde maken met de jonge man; diens woning werd hem een vriendelijk tehuis en het was door diens tussenkomst dat hij in staat gesteld werd enkele colleges, in 't bijzonder die van prof. Tilanus, te volgen. Deze bracht hem met dr. van Staveren in aanraking, want, zo zei hij, "Gij hoort bij elkaar". Ook kon hij in Utrecht de colleges van Prof. Donders volgen en welke heerlijke vruchten plukte hij van diens zeldzame bekwaamheid in het aan oogziekten helaas zo rijke China. Bij het afscheid voegde Prof. Donders hem toe: "Gij zijt te goed voor de Chinezen, Otte, blijf bij ons!" Maar Otte's antwoord was: "Ik dank u, professor, maar God roept mij dáár".

De vakanties behoorden grotendeels aan Neerbosch, waar in die tijd een grote mazelenepidemie uitbrak. Eén van de patiëntjes, die Otte behandelde, kreeg van haar tante een dubbeltje. Toen dr. Otte de volgende dag afscheid nam, dankte dit meisje hem voor wat hij voor haar gedaan had en gaf hem het dubbeltje met de woorden: "Daar moet u in China een ziekenhuis voor bouwen."

Hij beloofde het haar en steeds droeg hij dat dubbeltje bij zich. Menige gift volgde op dit eenvoudige offer en graag vertelde hij van dit kind, dat de aanleiding werd tot het vormen van een aanzienlijk bedrag t.b.v. de arme Chinezen. En toen hij later in Sio-ké het hospitaal bouwde, noemde hij het in herinnering daaraan het Neerbosch-hospitaal! Hij kwam hier als een vreemdeling in zijn vaderland, hij ging weg als een geliefde broeder. In 1887 vertrok hij weer naar Amerika en zonder dat hij voor zijn arbeid in China hier iets gevraagd had, waren door de vele vrienden, die hij voor zijn persoon en toekomstige arbeid gewonnen had, hem af en toe enige gaven geschonken.

Het werkelijke en permanente medische werk van de Reformed Church Mission begon in 1887 met het uitzenden van John A. Otte, M.D., als een medische zendeling.

Het was in Sio-ké dat in 1888 besloten werd een hospitaal op te richten, met fondsen die voornamelijk in Amerika, deels in Nederland verzameld werden. Het hield heel wat in, eer men een stuk grond had gekregen: niemand wilde dit aan deze vreemde "duivel" of "hond" verkopen. Men beweerde dat de geesten der voorvaderen gekweld en allerlei ellende over de stad zou gebracht worden, wanneer een huis in de nabijheid der graven werd opgericht en aangezien men Otte liefst onverrichter zake liet vertrekken, was natuurlijk ieder beschikbaar terrein vlakbij een begraafplaats. Ten slotte stond men hem tegen een veel te hoge prijs een stuk grond af, volgens het bijgeloof door boze geesten bewoond. Het Neerbosch hospitaal werd voltooid en geopend in 1889.

Het geheel was uiterst primitief en weinig kostbaar. Nu was de grote vraag: zouden er zieken komen, zou de argwaan tegenover de vreemdelingen overwonnen kunnen worden. De verwachtingen van Otte werden in hoge mate overtroffen. Op de dag der opening kwamen er, ondanks waarschuwende aanplakbiljetten der priesters, ongeveer 200 Chinezen om opgenomen te worden. De vreselijkste kwalen, de ijselijkste wonden vertoonden deze ongelukkigen en allen zonder onderscheid de grootst mogelijke vuilheid. Er waren handen te kort om te reinigen en te verbinden.


Negen jaar arbeidde Otte in Sio-ké, eerst onder zeer veel tegenstand, vervolging en gevaar, maar toen hij met verlof vertrok, had hij voor zijn werk en persoon zoveel liefde onder de Chinezen gewonnen, dat zij hem met tranen van droefheid over zijn vertrek uitgeleide deden.

In Amerika gekomen, besloot de Kerk daar, dat Otte voortaan zou arbeiden in Amoy, [1]) welke havenstad nog rijker gelegenheid bood voor zendingsarbeid, terwijl het hospitaal te Sio-ké aan een nieuw uit te zenden zendelingarts en met de hulp van de door hem onderwezen en tot geneesheer opgeleide Chinezen, zou worden toevertrouwd.

Hij ontving tijdens zijn verblijf in Amerika in 1895 ¦24000 om daar een groot mannenhospitaal te bouwen en geld voor het kopen van de grond voor een eigen huis en al wat er verder nodig was. Daarmee was ook de grens bereikt, waardoor Otte zijn hartewens verijdeld zag, nl. om iets voor China's vrouwen te doen. En met die droefheid in 't hart kwam hij op terugreis naar China voor de tweede maal naar Nederland. Het is genoeg bekend, hoe de vrouw in China wordt beschouwd en behandeld. Haar leven is een leven van verachting en slavernij en na dit leven is er geen kans voor haar het paradijs binnen te gaan, alleen bestaat de mogelijkheid, dat zij, als er verscheidene zonen uit haar geboren zijn, nog eens ter wereld mag komen in de gedaante van...een man, en dat langs deze weg haar nog eens geluk te beurt kan vallen. Het doden der pas geboren meisjes, het binden der voeten, het zijn overbekende gruwelen. Otte koesterde steeds meer de vurige wens iets voor hen te doen en een afzonderlijk hospitaal voor hen te bouwen. En zo kwam hij hier in 1896 al hun ellende voor ogen schilderen. "Wij gevoelden, wat onze roeping was. De Nederlands Gereformeerde Kerk van Amerika had het hare gedaan. Dr. Otte zou geen vergeefs beroep doen op Nederland." Hij trok het hele land door, gunde zich geen rust, zodat velen vreesden, dat hij onder de vermoeienis zou bezwijken en toen hij de laatste avond in Nederland ten huize van zijn vrienden Van Staveren doorbracht was er ¦3500 bijeen. Nog ¦1500 achtte hij nodig voor de oprichting van een Vrouwenhospitaal. De ontbrekende ¦1500 en het nodige voor de jaarlijkse exploitatie werden hem toegezegd in het huis van het echtpaar Van Staveren-van der Land op de Wijnhaven 13 te Rotterdam, waar zich die avond op 22 april de Nederlandse vereniging vormde tot oprichting en in instandhouding van hospitalen in China ten dienste der medische zending, waarop in sept. 1896 de Koninklijke goedkeuring van haar statuten volgde.
Er vormde zich die avond een voorlopig comité bestaande uit de heren dr. Ph. J. Hoedemaker, B. ten Kate, H.J.Koper, Joh. van 't Lindenhout, dr. H.M. van Nes, dr. W.B. van Staveren en mr. J.P. A. Graaf van Limburg Stirum, terwijl de heren dr. F. van Gheel Gildemeester en G.P. Ittmann bericht van verhindering hadden gezonden. Van 't Lindenhout werd voorzitter, van Staveren penningmeester, van Limburg Stirum secretaris.

Uit Otte's ogen straalde een grote blijdschap, toen die mannen en vrouwen hem beloofden: "wij nemen het Vrouwenhospitaal voor onze rekening, het zal een geschenk van Nederland zijn aan China." "Het Nederlands Vrouwenhospitaal, naar onze koningin Wilhelmina genoemd, is gebouwd, de Hollandsche vlag wappert er boven en onze geliefde Koningin-Moeder is er in 1908 de hoge beschermvrouwe van geworden. Ruim 10 jaren heeft dr. Otte er met wonderbaren zegen mogen arbeiden", aldus A.R.M. (Mej. Marda, later Mevr. de Weduwe Zalman) in Het leven en werk van Dr. John A. Otte, dat in 1910 te Neerbosch gedrukt werd.

Zeer opmerkelijk is wel een brief in het begin van 1910 door Otte aan de heer Van 't Lindenhout geschreven, waaraan in de Nederlandsche Zendingsbode [2]) het volgende ontleend wordt:


"In mijn werk gaat alles gezegend. Ik heb verleden jaar over de ¦4000 in mijn praktijk onder de rijke Chinezen verdiend. Dit alles gaat tot ondersteuning van het hospitaal. Binnenkort hoop ik ¦7000 te gebruiken tot vergroting en verbetering van het hospitaal. Ongeveer 2000 hiervan komt uit Nederland. Al het andere heb ik hier in China verdiend of gekregen. Niets is uit Amerika. Wel is waar, dat ik nog ongeveer $1000 moet verzamelem vóór ik alles kan betalen, maar dat is mij zo goed als beloofd. Ik heb verleden jaar 2555 binnenpatiënten gehad, meer dan ooit te voren. Mijn hospitaal is nu het grootste van onze zendingsposten. Onder deze zijn begrepen die in Arabië, Engels Indië, Japan en China. En toch kost mijn hospitaal onze Board absoluut niets. Dit heeft God gedaan. Daarbij komt ook nog, dat er verleden jaar meer zielen gered zijn dan ooit tevoren. Gode zij dank. Dankt God ook met mij. Mijn hart is vol lof en dankzegging. Ik zou haast zeggen: 'Heere, laat Uw knecht nu gaan in vrede'. Toch zou ik u gaarne nog eens zien. Ik kan de scheiding niet langer meer dragen. Dan hoop ik u te zien".

Bedoeld was de heimwee door de scheiding van vrouw en kinderen. Bij zijn laatste ziekte dacht men eerst aan malaria, maar spoedig openbaarden zich de verschijnselen van pest. Hij was uiterst zorgzaam voor hen, die hem behandelden en verpleegden, met het oog op de besmetting en drong er telkens op aan, dat zij toch alle voorzorgsmaatregelen zouden nemen.

Dr. Bonthuis schreef: "Het schijnt alsof hij toch heimelijk gevreesd heeft, dat het voorval met die patiënt voor hem noodlottig zou zijn, want de Vrijdag daarna schreef hij zijn testament, en de 13e april tekende hij het en ds. Warnshuis en ik als getuigen.     Hij was in het geheel niet bevreesd om te sterven, maar geheel bereid om heen te gaan; alleen vroeg hij dat zijn lijden niet lang mocht behoeven te duren. Wij trachtten telkens nog hem te bemoedigen, opdat zijn levenskracht en levensmoed de ziekte nog zou overwinnen, maar op een ogenblik, toen hij mij weer het een en ander gezegd had, dat hij daar nu niet aan denken moest, want dat wij nog volstrekt niet zeker waren, dat hij sterven zou, zeide hij: 'Ik ben niet beangst te sterven; maar mijn werk is geëindigd, en nu wens ik, dat gij zult zorgen voor datgenen, dat ik u vraag.'

Tegen de namiddag kreeg hij het erg benauwd; het was erg naar om aan te zien; er ontwikkelde zich longverlamming; het laatste uur was hij kalm; om 9.23 uur verliet hij ons voor de gewesten van de Hemelse Vrede. Al die jaren van zijn arbeid hier gaf hij zijn levenskracht aan de dienst der Chinezen. Het was voor hen, om Christus' wil, dat hij zijn leven gaf. Wie zal hem volgen in zijn loopbaan? Zij, die het verlies gevoelen dat door zijn dood wordt geleden, zijn niet alleen de leden onzer zending, die van naderbij met zijn werk bekend en verbonden waren; neen, de gehele gemeente hier treurt, zoals ik haar nog nooit te voren heb zien treuren. Om zijn medischen arbeid was hij in zeer wijden kring bekend onder de Chinezen, en hun tekenen van droefheid zijn zeer opmerkelijk. Sommige der vrouwen, die de avonddienst bijwoonden, droegen rouwgewaden, alsof zij treurden om een bloed-verwant of zeer intiemen vriend. Die arme dr. David, die zovele jaren zijn assistent in het hospitaal was, is geheel verbroken en verslagen, doch heeft ons toch zijn edelen geest getoond door het werk in het hospitaal zonder oponthoud voort te zetten." In Amerika is dit hospitaal beter bekend als Amoy Hope Hospital. In april 1910 werd "a memorial service for the 100th anniversary of Dutch-American Dr. John Abraham Otte's death was held on Gulangyu Island." gehoudenHospital Honors First RCA Medical Missionary to China

 
The memorial service was held on the small square in front of the original site of Salvation Hospital (Jiushi Hospital or 救世医院 in Chinese), which was founded by Dr. John Abraham Otte in 1898.
Op deze website kwam ik pas nog meer informatie tegen over dr. John Otte: Surgeon, Evangelist, Architect, Carpenter.

     [1] Het tegenwoordige Xiamen.

     [2] Jaargang 21, 1910, p.131, 276-278, 287-8 (no.36), 303/4           (no.38), 386.