Johan M. van Minnen werd geboren te 's Gravenzande in 1913. Hij werd de opvolger van Pieron in Katendrecht in september 1939, nadat hij van 1933 tot 1938 te Kampen theologie had gestudeerd en intussen naar het Sinologisch Instituut te Leiden ging. In die tijd trokken de meesten Chinezen naar Amsterdam, zodat hij met hen meeverhuisde en regelmatig bijeenkomsten belegde.

Van 1948 tot 1952 was hij predikant te Bussum, toen hij nog betrokken bleef bij het werk onder de Chinezen in Amsterdam, in welke tijd hij ook zijn dissertatie schreef over de "Accommodatie in de Chinese zendingsgeschiedenis".

Na 1952 werd hij namens de Gereformeerde kerk tu Utrecht studentenpredikant (in het kader van de NCSV en het Utrechts Oecumenisch Convent). Hij is dit tot 1978 geweest. Bij zijn afscheid, van wat inmiddels de EUG-studentenecclesia heet, kreeg hij een reis naar China aangeboden, waarover hij in het zendingsblad `Vandaar' (jan.'80) geschreven heeft. In 1981 schreef de 'China-kenner' en 'China-bezoeker' J.M. van Minnen, zoals hij omschreven wordt in 'Allerwegen' [1]) een inleiding bij het thema: "Stemmen uit de kerk van China". Hij concentreerde zich hierbij op de bijdrage die de Chinese bisschop K.H. Ting al op 23 december 1980 gaf tijdens een gesprek in Hongkong, nl. een omroep van christenen in de Volksrepubliek aan christenen buiten China om tot duidelijker inzicht in hun situatie te komen en bekend staat als de zogenaamde 'Veertien Punten”. In 'Vandaar' schreef hij in 1986 ook nog het eerste deel in de serie "Stapjes nader tot..." over de Chinezen in Nederland. [2]). Hij is in 1997 overleden.



     [1] Allerwegen, 12e jrg., nr.3 - 1981.

     [2] Vandaar, 12e jrg., nr. 10 - 1986.