Wilhelmina van Eeke werd geboren op 28 september 1887 in Amsterdam. Ze was het tweede en laatste kind in het gezin. Haar broer was drie jaar ouder. Ze kende haar vader nauwelijks, want haar moeder werd al vroeg weduwe. Na haar schooltijd, studeerde Wilhelmina om een apothekersassistente en lerares handwerk te worden. Ze werkte in een apotheek en leerde meisjes nuttig en mooi handwerk. Haar familie hoorde bij de Gereformeerde kerk.

Na een kerstviering, werd Wilhelmina naar een Vrije Evangelische kerk meegenomen. Ze kwam diep onder de indruk thuis. Daar hadden ze gesproken over de noodzaak van berouw en geestelijke wedergeboorte. De grote liefde van Christus welke ze daar ervoer maakte een diepe impressie op het 18 jaar oude meisje. Ze was vooral getroffen door de woorden, welke eens de jonge Graaf Zinzendorf zo aangegrepen hadden: "Dit deed ik voor jou, wat doe jij voor mij?" Jezus had getriomfeerd in haar leven.

In de toekomst was haar leven van Hem, gewijd aan Zijn dienst. Ze keerde haar rug naar materiële dingen en de pleziertjes en vriendschappen van de wereld.

Ze verliet tevens de Gereformeerde kerk welke haar niet tot God had gebracht en zocht gemeenschap in het bijwonen van de Evangelische kerk. Haar moeder was erg boos en beval haar haar beslissing te vertellen aan de plaatselijke dominee, die woedend was.

Nu hielp ze met het verdelen van brood en koffie aan de armen, met het deur aan deur bellen en het uitdelen van traktaten en gebruikte elke gelegenheid om haar Heer te dienen.

Een grote en zichtbare verandering had zich in haar leven voorgedaan, hetgeen niet onopgemerkt bleef in de plaats van haar werk, welke de armste wijk van de stad was. Ze merkte dat dure medicijnen aan de armen verkocht werden tegen een opgedreven prijs en ze verborg haar gevoelens daarover niet; maar ze werd door de apotheker verteld aan zijn winsten te denken. Uiteindelijk ontsloeg hij haar, waarna haar moeder zeer ontstemd wordt en haar verweet vroom te zijn, waardoor ze nu geen baan had. En haar broer steunde haar daarin.

Ze vond echter spoedig een aanstelling bij een andere apotheker, waar het salaris hoger was en minder zondagdienst.

Ze schreef een boekje met de titel: "The best for the Highest", en realiseerde dat het Leger des Heils haar de beste gelegenheid gaf om de grootst mogelijke hoeveelheid mensen te ontmoeten en trouw voor God te werken. Zo kwam ze tot de beslissing als een officier bij het Leger des Heils te gaan dienen. Deze beslissing had ze niet lichtvaardig genomen, daar ze op veel verzet van haar moeder en broer stoot. In die tijd genoot het Leger nog niet die populariteit die het nu geniet.

In de herfst van 1933 was zij drie jaar getrouwd en 46 jaar oud, toen een Chinese straatverkoper aanbelde aan haar woning in Zandvoort. "Toen ons Duitse dienstmeisje opendeed, probeerde de man haar zijn waren te verkopen. Allerlei soorten band hingen over zijn arm en om zijn nek een bak met zoetigheden. Mijn vrouw vroeg hem binnen te komen. Ze kocht niet alleen iets van hem, maar gaf hem ook koffie, brood en thee. Nadat hij zich gewarmd had bij het vuur, vertrok hij". De man, die in een Haarlems steegje bleek te wonen, mocht terug komen en dat deed hij. Een week later had hij drie vrienden bij zich, de keer daarop zelfs tien. Na verloop van tijd had mevrouw Van Zeijl elke vrijdag dertig Chinese gasten. Niet alleen eten en drinken stonden voor hen klaar, ze konden ook elke week een bad nemen. De Heilssoldate had voor ieder een handdoek en zeep aangeschaft.

Via de Duitse diacones Margarethe Kannenberg leerde de "Chinese moeder" en haar dienstbode Chinese evangelisatieliederen, die zij gedrieën hun gasten leerden. Ook zochten de vrouwen de mensen thuis op, niet alleen in Haarlem, maar op duur ook in Amsterdam, Leiden, Den Haag en Utrecht. In al deze steden ontstonden gemeenten. Zuster Van Zeijl werd voor vele Chinezen een vertrouwenspersoon en kreeg al gauw de naam Lanja, dat "moeder" betekent. Zij werd te hulp geroepen bij ziekte, maar vaak was het te laat. Dit werk deed zij tot haar eigen gezondheid (zij was toen de vijftig al gepasseerd), dat het vele vermoeiende reizen niet meer toeliet. In 1958 schreef zij: Mijn vriend de Chinees, Hoenderloo : Hoederloo's Uitgeverij en Drukkerij [1958], [80] Pagina's 25 cm, Wilhelmina Johanna van Zeijl (1887-1962), Chinezen, Herinneringen (vorm), 1930-1940.

Haar man J.W. van Zeijl publiceerde in 1971 een boekje over het leven en arbeid van zuster van Zeijl, De Chinezen Moeder, een vertaling en bewerking van het in maart 1964 verschenen boekje "Die Chinesen Mutter"