De OZG is de Nederlandse afdeling van de Overseas Missionary Fellowship, dat na 1949, toen alle zendelingen China moesten verlaten, in 1951 was ontstaan als voortzetting van de China Inland Mission, opgericht door geloofszendeling James Hudson Taylor, die Karl Gützlaff als de grootvader van de CIM beschouwde, vnl. w.b. zijn zendingsmethode.[1])

J.H. Taylor schijnt ook nog op doorreis in ons land te zijn geweest, hoewel ik dit verder nog niet heb kunnen verifiëren, zodat ik niet weet in welk verband. J.H. Taylor kreeg in ieder geval, toen hij voor de vijfde maal naar China zou reizen tijdens zijn verblijf in Engeland uitnodigingen om in Holland te spreken. Hij zou daar 24 februari 1879 heengaan op weg naar Marseille, waar hij met de Franse mailboot naar China zou gaan. In ons land sprak hij op vier bijeenkomsten in Den Haag en Amsterdam.[2])

Vreemd genoeg kan ik tot nog toe niet één Nederlander noemen, die via de C.I.M. in China gewerkt heeft. Ik weet slechts, dat Peter Rijnhardt tevergeefs gesolliciteerd heeft, en dat Arie Kok nauw overleg met de C.I.M. had.

Vanaf 1956 werd het blad Oost-Azië's Miljoenen uitgegeven. De OZG werd in 1960 opgericht door Feiko Glastra van Loon, die samen met Sonja van Benthum van de Berg en R.H. Matzken het eerste bestuur vormden. De OZG werd officieel als stichting ingeschreven op 10 april 1967.

In Oost-Azië's Miljoenen, 18e jaargang nr 5 (sept./okt.1974) wordt ingegaan op China en de opdracht van de OZG. T.a.v. voorbereiding van medewerkers zeggen zij het volgende:

"De OZG leidt geen grote aantallen nieuwe zendelingen op om China binnen te gaan, omdat wij dat niet als de opdracht voor dit ogenblik zien. Wij zijn echter bezig een kleine groep mannen zo voor te bereiden, dat zij de geschiedkundige en de culturele achtergrond van China, alsmede het moderne Chinese gedachtenpatroon, grondig leren kennen. Iedere toekomstige dienst aan China, die hier geen rekening mee houdt, zal meer schade berokkenen dan hulp bieden. Daarom hechten wij er veel waarde aan dat toekomstige medewerkers in en voor China goed voorbereid zijn en vloeiend Chinees lezen en spreken kunnen, om nieuwe mogelijkheden met wijsheid en begrip voor de situatie tegemoet te treden."



             [1]  Marshall Broomhall, De man die God geloofde, p.29.
[2] A.J. Broomhall, Assault on the Nile, pg. 191 en 194.