Cornelia Elize Scharten
Cornelia Elize Scharten

Elize Scharten, zoals zij genoemd werd, werd geboren op 5 juli 1876 te Amsterdam. Zij was een dochter van de lutherse predikant Karel Scharten (1836-1909) en zijn vrouw Johanna Stumphius (1840-1908). Twee van haar broers en een schoonbroer waren eveneens luthers predikant, terwijl haar zuster Jenneke Scharten getrouwd was met zendeling Johannes Pik.[1]) Elize had in Zweden een opleiding als lerares handenarbeid gevolgd. In 1903 was zij medeoprichter van het christelijk opvanghuis Welkom, dat in de rosse buurt van Amsterdam binnenlandse zending bedreef.

Gedurende 1907 bezocht Elize met enkele van haar collega's een pinkstersamenkomst[2]) waarop een van de ouderlingen van de lutherse kerk haar vader waarschuwde, dat zijn dochter een "spiritistische bijeenkomst" had bezocht en daar zelfs had gebeden! Voorlopig ging Elize derhalve niet meer naar de samenkomsten, maar bleef wel op de hoogte van de ontwikkelingen. In september 1908, kort na de dood van haar moeder, had Elize een gesprek met Alexander Boddy. De anglicaanse priester, op bezoek in Amsterdam, adviseerde haar te zoeken naar de doop met de Heilige Geest. Zij bezocht de openbare en onderlinge samenkomsten. Op 28 september 1908 ontving zij thuis de Geestesdoop.[3]) Weer werd vader Scharten gewaarschuwd. Hij antwoordde echter: "Ik heb een betere dochter gekregen, dus is de zaak in orde".[4]) Elize werd een ijverig medewerkster in de pinkstergemeente. Zij liet haar getuigenis in een klein pamflet drukken: Tot eer van God (1908). In februari 1911 werd zij met Trijntje Baas van Amsterdam uitgezonden naar de PMU vrouwelijke trainingsschool in Londen. Tijdens een pinksterconferentie ontving zij daar haar roeping voor China. Trijntje Baas bleef in Londen, maar Elize trok op 5 mei 1912 naar China. Zij kwam na een zeereis van ongeveer vier weken aan wal op de bodem van Frans China, Annam, en wel in de plaats Haifong. Na hier een dag te hebben doorgebracht vertrok zij met de trein naar Yünnan-foe (Kunming). Deze spoorweg was in 1910 geheel in exploitatie genomen, en de reis via Hanoï en Mong-Tseng naar Kunming duurde 40 uren, welke in vier etappes van ongeveer 12 uur per dag afgelegd werden, waarna de reis voor overnachting werd onderbroken. Nadat zij op 16 juni in Kunming was aangekomen, dat op een hoogte van 2700 meter boven de zee ligt, met druk bezochte markten, verbleef zij bij medearbeiders en arbeidsters van het Engelse Pinksterzendingsgenootschap, waar zij de Chinese taal bestudeerde.[5]

Vanaf Kunming wachtte haar een tocht van drie weken, die in een draagstoel waaraan lange bamboestokken zijn bevestigd, gedragen door drie man op de schouders, moest worden afgelegd. Na 14 dagen werd Tali-Foe (Dali) bereikt, dat op reis naar het Noorden de eerste zendingspost vanaf Kunming was. Het is een grote handelsplaats en ligt aan een kruispunt van wegen naar Mandalay in Opper-Burma en naar Lichiang (Likiang) in het Noorden. Hier was zij gast bij collega's van de China Inland Mission. Na nog een vijf dagen bereikte zij 3 mei 1913 haar einddoel: de familie Arie Kok te Likiang, dat gelegen is aan de bocht van de Yangtze-kiang en het middelpunt vormt van vele volksstammen, waarvan die der Mosu de voornaamste is, naar het noorden de Tibetanen, naar het zuid-oosten het Ming-Chia volk en naar de andere richtingen nog vele andere volksstammen welke elk hun afzonderlijke taal hebben, doch die door omgang met andere stammen, twee of meer talen hebben geleerd.[6]) Dit geeft ons een idee hoever zij landinwaarts getrokken waren.

Vijf jaar heeft zij tezamen met de familie Kok in een gehuurde Chinese woning lief en leed gedeeld, voordat zij een geschikt stuk grond konden krijgen om een eigen huis te bouwen. Toen het eindelijk afgebouwd was, was de de vreugde extra groot vanwege de eerste bekeerling, Hsuen Ming Teh. Dankbaar werd deze eersteling begroet.[7]) Te Likiang werd na een paar weken al met de samenkomsten begonnen. Een klein zaaltje in het huis was hiervoor ingericht. Liederen op katoen geschreven werden opgehangen. Het meegebrachte orgeltje trok zeer de aandacht. Elke zondag kwamen meer mensen, zodat het zaaltje spoedig te klein werd en de samenkomsten op de grote binnenplaats van het huis werden voortgezet.

Zij heeft hier o.a. een studie gemaakt van enige belangrijke stamtalen. De Hernhutters hadden de bijbel, liederen en traktaten in het Tibetaans vertaald en gedrukt. Dankbaar werd er gebruik van gemaakt. Elize deed vertaalwerk voor de Nahsi stam. Met behulp van stamleden maakte zij een woordenboek en verzorgde de vertaling van het Marcus evangelie, een catechismus en een liederenboek. De Nederlandse zendelingen werkten samen met de andere PMU zendelingen en later met zendelingen uit Amerika en Duitsland.[8]

Van november 1919 tot oktober 1921 had zij haar eerste verlof. Voordien was zij ernstig ziek: een blindedarmontsteking met operatie te Hongkong, waar zij 4 maanden was opgenomen in het Mathilda-ziekenhuis. In februari 1920 was zij in Kediri (Java) bij de familie J. Pik. 14 Oktober vertrok zij vanuit Marseille voor de tweede maal naar China.

Vanwege een burgeroorlog moesten alle zendelingen in 1927 het gebied verlaten. De periode van haar tweede verlof viel zodoende tussen 27 april 1927 en 18 juni 1929. Zodra de onlusten in China in 1929 waren geluwd keerde Elize Scharten voor de derde maal naar Likiang terug. Dit maal reisde ze via Stuttgart, Berlijn via Siberië en Peking, gevolgd door Trijntje Bakker in 1931. Elize zou hier, afgezien van een verlof tussen februari 1934 en 12 december 1936 tot september 1947 blijven. Over die laatste periode schreef ze regelmatig in de Volle Evangelie Koerier en Kracht van Omhoog.[9] Vanaf 1931 was zij met de meeste andere Nederlandse zendelingen in China verbonden aan de Duitse Velbert Mission. In 1947 vestigde Elize zich in Zeist, waar ze in 1965 overleed.[10]



     [1] Geb. Winschoten 20.12.1881, zendeling-leraar NZG, overleden Driebergen/Rijsenburg 19.7.1955. Zie K. Scharten, “Genealogie van de familie Scharten", Gens Nostra 34 (1979).

     [2] E. Scharten, "Gaat heen in de gehele wereld en predikt het evangelie aan alle schepselen", Volle Evangelie Koerier 10/9 (maart 1948). Een serie artikelen onder deze naam verscheen van februari 1948 tot juli 1950.

     [3] Ibid., 10/10 (april 1948).

     [4] Ibid., 10/12 (juni 1948).

     [6] Uit het binnenland van China, een eigen verslag, dat zij in 1921 tijdens haar verlof in Nederland had geschreven.

     [7] Als oudste zoon was hij eigenlijk bestemd om een lama te worden. Omdat hij in een priesterdorp Jezus predikte, werd hij door de priesters weggestuurd, hij was te gevaarlijk voor hem. Daar hij verschillende talen en dialecten sprak, was hij een uiterst waardevolle medewerker. Meer dan 25 jaar diende hij aan de zijde van de zendelingen.

[8] Ik ben nog op zoek naar publicatie Uit het binnenland van China, Amsterdam : Polman, 1922; Serie Pinkster-uitgaven, no. 4

[10] Zie ook Cornelis van der Laan, "Beyond the Clouds: Elize Scharten (1876-1965), Pentecostal Missionary to China", in: Ma and Menzies (eds.), (Sheffield: Sheffield Academic Press, 1997), pp. 337-360.