Trijntje Bakker
Trijntje Bakker

Mej. Trijntje Bakker is evenals Geertje Roos in het dorp Lies op Terschelling geboren. Samen met haar ging zij in oktober 1912 naar de Pinksterbijbelschool in de Kerkstraat in Amsterdam. Vanwege de wereldoorlog werd hun vertrek naar China uitgesteld. Ze besloten toen samen met andere studenten, allen vrouwen, in verschillende delen van het eigen land (met name Groningen en Drenthe) te gaan evangeliseren met behulp van tractaten en bladen. Voor dit doel was Polman naast zijn Spade Regen de publicatie van Klanken des Vredes begonnen. Dat was een geïllustreerd evangelisatieblad, dat voor 3 cent verkocht werd.

In 1919 ontmoette ze Elize Scharten, die zeven jaar als zendelinge in China was geweest. Er werden plannen gemaakt om met haar mee terug te gaan. Op 13 april werden zij en Geertje Roos naar Londen gestuurd, naar een Engels pinksterzendingshuis om de Engelse taal beter te leren spreken. In juli kwam er plotseling een brief waarin stond dat zij op 4 oktober in Marseille aan boord moesten stappen op een schip naar China. Op 14 augustus keerden de meisjes naar Holland terug om daar alles voor de grote reis in orde te maken. Tenslotte reisden ze in gezelschap van Elize Scharten, die 2 jaar op verlof was geweest, via Zürich naar Marseille waar hun schip op tijd naar China vertrok, waar ze via Singapore, Haifong, Hannoy en Yünnanfu op hun bestemming in Likiang aankwamen, waar broeder Piet Klaver met vrouw en kind en enige Chinese zendelingen hen al opwachtten.

Het heeft ongeveer twee jaar geduurd voordat ze iedereen kon verstaan en de Chinezen haar konden volgen en ook voordat zij uitgestuurd werd naar andere gemeenten om daar te prediken. De eerste keer dat Trijntje Bakker een kleine samenkomst moest leiden, wilde ze na het openingsgebed zeggen, dat de mensen konden gaan zitten. Tot haar stomme verbazing echter liepen ze allemaal weg. Teruggeroepen was niet mogelijk, want ze wist niet hoe ze dat in het Chinees moest zeggen. In het zendingshuis aangekomen, werd haar gevraagd: "Wat ben je vroeg, is het nu al afgelopen?" Heel bedrukt antwoordde zij: "Ze liepen allemaal weg. Ik zei na het gebed: ching tsó." " Maar dat betekent, ga weg. Je had moeten zeggen: ching tsò, de o naar omlaag, want dat betekent: ga zitten." Hartelijk werd er toen om gelachen. [1])

De arbeid in China aan grens met Tibet was metterdaad pionierswerk. Vanuit Likiang werd in verschillende richtingen gewerkt, tot in Chongtien en Adumbre, plaatsen die 18 dagreizen te paard verwijderd waren. Ook de directe omgeving, met haar uitgebreide vlakten en vele dorpen werd bewerkt. Tegelijkertijd werden inlandse evangelisten opgeleid en geholpen bij hun arbeid. Het leven was primitief en het reizen nam veel tijd in beslag. Te paard trok men van dorp tot dorp. In het dorp werd dan een schoon huis uitgezocht en aan de altijd gastvrije bewoners werd onderdak gevraagd.

's Avonds werd op de binnenplaats, die de huizen hebben, een samenkomst gehouden. Aan toehoorders was nooit gebrek; dit waren de beste gelegenheden om het evangelie te verkondigen. Op sommige buitenposten werden inlandse evangelisten gestationeerd, die de leiding kregen over het plaatselijke werk. [2])


Het leven voor de zusters in China was zeer zegenrijk en ze kregen vele vrienden en geloofsgenoten. Het werk breidde zich uit en ze ondervonden heel veel liefde van de bevolking. Maar na zes, zeven jaar kwamen er verontrustende brieven. Begin 1927 ontvingen de Engelse zendelingen bericht van hun consuls, dat ze erop voorbereid moesten zijn weg te trekken uit het binnenland. De tweede paasdag kreeg broeder Klaver, die met zijn gezin in Yunnan zat het bericht dat de Engelse consul het dringend noodzakelijk achtte, dat men zo snel mogelijk China verliet langs de minst gevaarlijke weg en...liefst ongemerkt. Dit terwijl Geertje Roos in Weixi, zes dagen reizen ten noorden van Likiang, zat en de beide andere zusters alleen in het zendingshuis te Likiang waren. Broeder Klaver had ook aan de Nederlandse consul gevraagd wat hij van de toestand dacht. Het antwoord luidde uiteindelijk: "Zo snel mogelijk vertrekken." Het kostte hen zeer veel moeite de Chinese gemeente achter te laten. De familie Klaver en de beide zusters besloten naar Weixi te trekken o.l.v. soldaten, die de commandant uit Likiang hen had meegegeven. (Zevenduizend zendelingen van alle landen der zgn. beschaafde wereld, die naar China gekomen waren, moesten hun posten verlaten en terugkeren naar hun vaderland.) Daar aangekomen werden ze aangespoord haast te maken. Na gebed om leiding waren de zusters overtuigd de langste, maar minst gevaarlijke weg naar het zuiden, over Teng-Yueh en Bhamo te moeten gaan. Op hun reis kregen ze gezelschap van de Engelse zendeling Bolton en zijn zuster en enige jonge Chinese christenen. De reis vond plaats in mei, juni en juli: de warmste maanden met weinig regen. Na een maand waren ze in Teng-Yueh aangekomen, in het westen van de provincie Yunnan. In deze stad woonde een Engelse consul, maar toen ze er aankwamen was hij reeds vertrokken. De China Inland Mission had hier een zendingspost, waar ze voor hun vertrek werkten onder de bergstammen. Met de Zweedse en Amerikaanse zendelingen beraadslaagden ze nu wat te doen. Men besloot om verder te gaan. De jonge Chinezen gingen echter van hen weg, daar ze veel te bang waren om de grens over te gaan. Het duurde nog wel tien dagen voordat ze op 17 juni 1927 in draagstoelen Bhamo bereikten, de eerste grote plaats op Engels grondgebied (Birma). Hier had The American Baptist Mission, die onder de Ka-Tsjin volksstam werkte, een zendingspost, die hen onderdak verleende. Op 21 juni 1927 stapten ze op een rivierboot, die hen over de Irrawadi naar Mandalay bracht. Vandaar reisden de vijf zendelingen na een dag met de nachttrein naar Rangoon. Hier hadden de Boltons met een Engels passagierschip een directe verbinding met Engeland. Voor de Hollandse dames was de omweg met het S.S. "Prinses Juliana" van de Maatschappij "Nederland" via Tandjong Priok, de havan van Java veel goedkoper. Elize Scharten bezocht daar haar familie en zendelingen in Oost-Java, terwijl de zusters Bakker en Roos samen naar Nederland vertrokken. Toen uit China brieven kwamen dat de toestand daar tot rust was gekomen nam Elize direkt het besluit om naar haar zendingspost Likiang terug te keren. Trijntje Bakker bleef tot 1931 in Holland toen ze zeker wist dat ze haar plaats weer moest innemen. Geertje Roos bleef achter. Het was eveneens in 1931 dat vanuit een zustergemeente uit Velbert twee Duitse zendelingen namens de Vereinigte Missionsfreunde e.V., Velbert naar Likiang werden uitgezonden. Het waren Erich Schürman (op 9 oktober 1934 reeds overleden) en Marta Horstmann. In november 1933 volgden Marta Tillmann en Elfriede Diehl. En in december 1934 Oskar Siering, die op 21 oktober 1937 Marta Tilmann huwde en in november 1937 Gottfried Starr, die op 28 februari Elfriede Schürman geboren Diehl huwde. De Duitse zendelingen zouden er tot het voorjaar van 1949 blijven. De communistische machtsovername maakte verdere zending in China onmogelijk.[3])

Trijntje Bakker zou daar echter tot 1938 blijven nadat ze voor een tweede keer tot zegen mocht zijn. De thuisreis ging dit keer via Haifong en Hongkong, waar ze in het zendingshuis logeerde. Er was geen gelegenheid meer om voor een derde periode naar China te gaan, vanwege de tweede wereldoorlog. Zij heeft daarna nog met veel zegen mogen werken bij de diakonie van de Nederlands Hervormde kerk in Den Haag onder de prostituées. Het was heel wat ander werk dan ze gewend was, maar ook dat werk is niet tevergeefs geweest, aldus Ida van Marle, die haar biografie "Zij volgde haar roeping" in 1976 schreef. Trijntje overlijdt op 23 november 1980 in Den Haag en ligt begraven op de begraafplaats "West Duin " in Loosduinen.



     [1] Ida van Marle, "Zij volgde haar roeping", p.22.

     [2] Pinksteren in beweging, p.25.

     [3] Velbert 50 Jahre mit vollem Evangelium, vom Bergischen Land bis an die Grenzen Tibets. Eine Schrift von Hans Ditthardt und Theo Koch, 1960.